olijfgroen

Dutch

Etymology

From olijf (“olive”) +‎ groen (“green”).

Pronunciation 1

  • IPA(key): /oːˌlɛi̯fˈɣrun/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: olijf‧groen

Adjective

olijfgroen (comparative olijfgroener, superlative olijfgroenst)

  1. olive (a brownish green colour)
Declension
Declension of olijfgroen
uninflected olijfgroen
inflected olijfgroene
comparative olijfgroener
positive comparative superlative
predicative/adverbial olijfgroen olijfgroener het olijfgroenst
het olijfgroenste
indefinite m./f. sing. olijfgroene olijfgroenere olijfgroenste
n. sing. olijfgroen olijfgroener olijfgroenste
plural olijfgroene olijfgroenere olijfgroenste
definite olijfgroene olijfgroenere olijfgroenste
partitive olijfgroens olijfgroeners —
Synonyms

Pronunciation 2

  • IPA(key): /oːˈlɛi̯fˌɣrun/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: olijf‧groen

Noun

olijfgroen n (uncountable)

  1. olive (colour)
This article is issued from Wiktionary. The text is available under Creative Commons Attribution-Share Alike 4.0 unless otherwise noted. Additional terms may apply for the media files.