tewerkstellen

Dutch

Etymology

From te werk stellen (“to put to work”).

Pronunciation

  • Audio:(file)

Verb

tewerkstellen

  1. (transitive) to employ, to hire (to give work to someone)

Conjugation

Conjugation of tewerkstellen (weak, separable)
infinitive tewerkstellen
past singular stelde tewerk
past participle tewerkgesteld
infinitive tewerkstellen
gerund tewerkstellen n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular stel tewerk stelde tewerk tewerkstel tewerkstelde
2nd person sing. (jij) stelt tewerk, stel tewerk2 stelde tewerk tewerkstelt tewerkstelde
2nd person sing. (u) stelt tewerk stelde tewerk tewerkstelt tewerkstelde
2nd person sing. (gij) stelt tewerk stelde tewerk tewerkstelt tewerkstelde
3rd person singular stelt tewerk stelde tewerk tewerkstelt tewerkstelde
plural stellen tewerk stelden tewerk tewerkstellen tewerkstelden
subjunctive sing.1 stelle tewerk stelde tewerk tewerkstelle tewerkstelde
subjunctive plur.1 stellen tewerk stelden tewerk tewerkstellen tewerkstelden
imperative sing. stel tewerk
imperative plur.1 stelt tewerk
participles tewerkstellend tewerkgesteld
1) Archaic. 2) In case of inversion.
This article is issued from Wiktionary. The text is available under Creative Commons Attribution-Share Alike 4.0 unless otherwise noted. Additional terms may apply for the media files.